-
1 de anglicaanse kerk
de anglicaanse kerk -
2 de anglicaanse Kerk
de anglicaanse KerkVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de anglicaanse Kerk
-
3 de Engelse of anglicaanse Kerk
de Engelse of anglicaanse Kerk -
4 church
n. kerk--------v. kerk; bidden[ tsjə:tsj]♦voorbeelden:go into the church • in het ambt gaan, geestelijke/predikant wordengo to church • naar de kerk gaan -
5 dominee
dominee, domina1 [titel, aanspreekvorm] minister ⇒ Sir 〈 mannelijk〉, Madam 〈 vrouwelijk〉, 〈 anglicaanse kerk〉 vicar, 〈 anglicaanse kerk〉 Reverend, 〈 informeel〉 padre 〈 mannelijk〉2 [predikant(e)] minister 〈 mannelijk, vrouwelijk〉 ⇒ clergyman 〈 mannelijk〉, clergywoman 〈 vrouwelijk〉, preacher♦voorbeelden: -
6 eerwaard
♦voorbeelden:1 de zeer eerwaarde heer • 〈 bisschop〉 the Right Reverend/ 〈 deken, anglicaanse kerk〉 very Reverend Mrde eerwaarde heer Brown • 〈 religie〉 the Reverend Father Brown; 〈 anglicaanse kerk〉 the Reverend Mr Browneerwaarde moeder • Reverend Mother -
7 chapel
n. kapel; plaats van gebed; gebed[ tsjæpl]1 kapel ⇒ huis/slotkapel♦voorbeelden:chapel royal • hofkapel3 are you church or chapel? • hoort u bij de anglicaanse kerk of bij een protestantse kerk?the Presbyterian chapel • de presbyteriaanse kerk -
8 Anglican
adj. Anglikaans (betr. de Anglikaanse kerk)--------n. Anglikaan (lid v.d. Anglikaanse kerk)[ ængglikkən]♦voorbeelden: -
9 episcopalian
n. episcopaal (behoort tot episcopale kerk in christendom)[ ippiskəpeeliən] -
10 are you church or chapel?
are you church or chapel?hoort u bij de anglicaanse kerk of bij een protestantse kerk? -
11 Book of Common Prayer
-
12 Broad Church
-
13 Episcopal Church
-
14 Low Church
〈 ongeveer〉strenge/calvinistische stroming 〈 binnen de anglicaanse Kerk〉 -
15 Matins
n. morgengebed1 metten -
16 Morning Prayer
-
17 archdeacon
-
18 archdeaconry
1 aartsdiakenschap ⇒ aartsdecanaat, ambtsgebied/woning van aartsdiaken -
19 book
n. boek; notitieboek; bundel--------v. boeken; bespreken; noterenbook1[ boek]5 (schrijf)boek ⇒ schrift, blocnote♦voorbeelden:be always at one's books • altijd met zijn neus in de boeken zittenswear on the Book • de eed op de bijbel afleggen4 book of words • tekstboek, libretto7 make/keep (a) book • wedmakelen, bookmaker zijn¶ bring someone to book for something • iemand voor iets rekenschap laten afleggen; iemand zijn gerechte straf doen ondergaanclosed book • gesloten boekread someone like a book • iemand volkomen door hebben〈 informeel〉 throw the book (of rules) at someone • iemand maximum straf toebedelen; iemand de les lezenby the book • volgens het boekje/de voorschriftenin my book • volgens mij, mijns inziensII 〈meervoud; the〉1 de boeken ⇒ kasboek, kantoorboek, journaal2 boek ⇒ register, (leden)lijst♦voorbeelden:on the books • ingeschreven, lid¶ open the books • de boeken (her)openen, de intekening openstellen————————book21 een plaats bespreken ⇒ een kaartje nemen, reserveren♦voorbeelden:1 book through • een doorgaand reisbiljet/kaartje nemenbook for Australia • passage boeken naar AustraliëII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 boeken ⇒ reserveren, bestellen, engageren2 inschrijven ⇒ registreren, noteren♦voorbeelden:1 book a passage • passage/overtocht boekenbook someone through • iemand een doorgaand reisbiljet geven2 book an order • een bestelling noteren/opnemenbook the guests in • de gasten (in het register) inschrijven -
20 broad
adj. breed; ruim, wijd; globaal--------n. vrouw, meisje (platte taal)broad1[ bro:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 the broad of the back • het achterste, het ondereind van de rug————————broad2〈 broadness〉1 breed(gebouwd) ⇒ uitgestrekt, in de breedte2 ruim(denkend) ⇒ liberaal, vrijzinnig3 gedurfd ⇒ onbekrompen, royaal4 duidelijk ⇒ evident, direct5 grof ⇒ plat, lomp♦voorbeelden:broad bean • tuinboonbroad fields • uitgestrekte veldenbroad shoulders • brede schoudersbroadly speaking • in zijn algemeenheidbroad views • ruime opvattingen, liberale denkbeeldenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 ruim ⇒ globaal, ruw♦voorbeelden:
Страницы